NOS nieuws 4 februari 2021
Overheden en bedrijven moeten samen inzichtelijk gaan maken hoe wind- en zonneparken het landschap zullen veranderen. Daarmee kan voorkomen worden dat gefotoshopte beelden van tegenstanders een eigen leven gaan leiden. Die oproep doet directeur Kristel Lammers van het Nationaal Programma van de zogenoemde RES’en, de energieregio’s die verantwoordelijk zijn voor het inplannen van grootschalige zonnevelden en windparken.
Lammers reageert daarmee op de eerste Monitor van de RES’en, die door het Planbureau voor de Leefomgeving is gemaakt. Daaruit blijkt dat de plannen van de dertig energieregio’s die Nederland heeft, samen waarschijnlijk voldoende zijn om het afgesproken doel van 35 terawattuur (TWh) uit het Klimaatakkoord te halen. Het Planbureau denkt dat 38 TWh haalbaar zou kunnen zijn, ook al zijn er nog onzekerheden en knelpunten.
Zo vinden netbeheerders het problematisch dat de regio’s vooral kiezen voor zonne-energie, in plaats van voor windmolens, want dat maakt het aansluiten ervan op het elektriciteitsnet complexer en duurder. Een nog grotere uitdaging, zegt het Planbureau, is het zorgen voor voldoende draagvlak in de bevolking, omdat de plannen het Nederlandse landschap flink zullen veranderen.
Emoties lopen op
In een RES werken provincies, gemeenten en waterschappen samen. Maar de mate waarin ook burgers tot nu toe mee mochten praten, verschilt sterk per regio. Vorig jaar oktober bleek dat in veel RES’en burgers en gemeenteraden onvoldoende betrokken waren, vooral vanwege corona.
Inmiddels lukt het op steeds meer plekken om online-bijeenkomsten te organiseren. Maar daarmee neemt soms ook de weerstand toe, zegt Kristel Lammers. “Doordat overheden en vooral gemeenten in gesprek gaan met inwoners, komen er reacties van mensen, en dat is goed. Om te horen waar de zorgen zitten en wat mensen belangrijk vinden in hun omgeving.”
Soms lopen de emoties daarbij hoog op. Maar dat is niet erg, vindt Lammers. “Weerstand is ook een vorm van betrokkenheid waarbij emoties, en die mogen er zijn, met elkaar besproken gaan worden. Want de leefomgeving is van ons allemaal.”